Bijbel van Otto Willem van Geytenbeek
<p>De bijbel van Otto van Geytenbeek die hij in bezit krijgt wanneer hij overgeplaatst wordt van Kamp Vught naar de Deutsche Untersuchungs- und Strafgefängnis in Utrecht in afwachting van een proces. In een van zijn brieven schrijft hij o.a.: " <i>‘k Ben met de verandering zeer ingenomen. Ben ontzaglijk blij dat ik uit de bunker </i>(in Vught)<i> ben. Hier boeken en gelukkig ook weer een Bijbel net als in Arnhem.”</i> Achterin zijn de namen en adressen geschreven van medegevangenen.</p><p>Vanaf 1936 is Otto Willem van Geytenbeek (1908-1997) ambtenaar secretarie in Borculo. En gedurende de oorlogsjaren ook hoofd van het Regionale Distributiekantoor. Zo kan hij er met zijn medewerkers voor zorgen, dat er heel veel distributiebonnen naar talloze onderduikers gaan. Zijn vrouw Coosje en hij hebben inmiddels tweejarige joods meisje Treesje Elzas als pleegkind in huis opgenomen en haar altijd als hun eigen kind beschouwd.<br> In de kringen van de ondergrondse is Van Geytenbeek als verzetsman een goede bekende. Wanneer Otto van de plannen voor een overval op het distributiekantoor in Borculo hoort, verzet hij zich hiertegen, o.a. omdat het aanwezige personeel gevaar zal lopen. Uiteindelijk vindt de overval plaats in de avond van 23 februari 1944. Van Geytenbeek duikt onder in Vroomshoop. Na de arrestatie van een medestrijder wordt zijn verblijfplaats bekend en wordt ook hij opgepakt.<br> Otto wordt gevangen gezet in de Koepelgevangenis in Arnhem en na enige weken overbracht naar Kamp Vught waar hij samen met medegevangenen onder vreselijke omstandigheden wordt opgesloten. In augustus 1944 wordt hij naar Utrecht gebracht in afwachting van een groot openbaar proces tegen de Landelijke Organisatie van Onderduikers (LO). Op 17 september 1944 volgt ‘Dolle Dinsdag’ waardoor het proces nooit plaats vindt. Hierna verblijft hij kort in Kamp Amersfoort en wordt uiteindelijk op transport gesteld naar Dieburg (D), Wanneer de geallieerden de brug bij Remagen in handen krijgen, wordt het kamp opgeheven en de gevangenen overgeplaatst naar Kamp Bernau. Hier moet Otto een penning dragen met daarop zijn nummer 594. In dit kamp sterven velen aan dysenterie.<br> Op 4 mei 1945 worden ze bevrijd door Franse en Amerikaanse militairen. Lopend en liftend komt hij eindelijk in Nederland terecht. Hier wordt Otto herenigd met Coosje en pleegdochter Treesje die dankzij het echtpaar de oorlog overleeft.<br> In 1946 wordt Van Geytenbeek benoemd tot gemeentesecretaris in Borculo, een functie die hij tot aan zijn pensionering bekleedt. In 1971 wordt hij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau en in 1973 ontvangt hij op de Israëlische Ambassade in Amsterdam de Yad Vashem onderscheiding. Bij zijn afscheid wordt hij benoemd tot ereburger van Borculo.<br> </p><p>De beschrijving is een korte samenvatting uit het "In Memoriam Otto Willem van Geytenbeek" dat Jan Derking in 1998 schreef voor het blad ‘Borklose Maote’ van de Historische Vereniging Borculo dat zich in de collectie van het Nationaal Onderduikmuseum bevindt.. Ook een aantal brieven uit de periode van zijn gevangenschap en de penning met nummer (zie nr. 07065b) die hij moest dragen in Strafanstalt Bernau bevinden zich in deze collectie.</p>